Mon 27/01/2025 - 21:00 Raadzaal
De nieuw geïnstalleerde gemeenteraadsleden zijn ook van rechtswege OCMW-raadsleden en moeten ook een nieuw huishoudelijk reglement vaststellen in de raad voor maatschappelijk welzijn.
Er werd een ontwerp van huishoudelijk reglement opgemaakt op basis van het model van VVSG, aangepast aan de eigen manier van werken en de specifieke lokale situatie.
Om alles werkbaar en overzichtelijk te houden, is het belangrijk dat er zoveel als mogelijk gelijkaardige bepalingen gelden in de gemeente- als in de OCMW-raad.
Dit ontwerp werd voorafgaandelijk besproken met de verschillende fractieleiders.
Bij de opstart van deze nieuwe legislatuur evalueren we het bestaande huishoudelijk reglement (HHR) van de diverse organen.
Zo merken we een overlapping tussen het huishoudelijk reglement van de raden enerzijds en het participatiereglement, meer bepaald m.b.t. de verzoekschriften van burgers.
We stellen voor het betrokken onderdeel in het HHR te schrappen en enkel op te nemen in het participatiereglement, meer bepaald door een aanpassing van art. 10 van het participatiereglement dat een synthese is van de bestaande teksten en wat logischer opgebouwd is.
De raad wordt gevraagd het aangepaste participatiereglement vast te stellen.
Om de zes jaar vervallen alle mandaten in de verschillende organen van de opdrachthoudende verenigingen omwille van de nieuwe legislatuur.
Het is dan ook nodig een nieuwe vertegenwoordiger en plaatsvervanger aan te duiden.
Om de zes jaar vervallen alle mandaten in de verschillende organen van de dienstverlenende verenigingen omwille van de nieuwe legislatuur.
Op deze eerste algemene vergadering van het jaar 2025 dienen, overeenkomstig artikel 445 van het decreet over het lokaal bestuur, de voordrachten van de gemeenteraden voor de benoemingen van de leden van de raad van bestuur en van de algemene vergadering te worden voorgelegd.
De raad wordt verzocht twee vertegenwoordigers aan te duiden voor de algemene vergadering.
In elke gemeente wordt een lokale adviescommissie opgericht overeenkomstig het Besluit van de Vlaamse regering van 16 september 1997 betreffende de samenstelling en de werking van de lokale adviescommissie omtrent de minimale levering van elektriciteit, gas en water.
Er dient één lid van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst te worden aangeduid als vertegenwoordiger.
Op basis van de geldende juridische bepalingen dient de raad voor maatschappelijk welzijn de voorwaarden te bepalen waaronder de financieel directeur controle uitoefent op de voorgenomen beslissingen die een uitgaande netto-kasstroom genereren vooraleer een verbintenis kan worden aangegaan.
De raad wordt verzocht de volgende regeling goed te keuren:
Het basisbedrag voor aanvraag visum aan financieel directeur wordt vastgelegd op 10.000 euro (excl. BTW).
Visumplicht is tevens verplicht voor
1° de aanstelling van statutaire personeelsleden;
2° de aanstelling van contractuele personeelsleden voor onbepaalde duur;
3° de aanstelling van contractuele personeelsleden voor een periode van één jaar of meer.
De visumbevoegdheid van de financieel directeur wordt, bij afwezigheid van de financieel directeur, gedelegeerd aan de adjunct financieel directeur.
Het Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen van 20 januari 2023 biedt de Vlaamse lokale besturen de mogelijkheid hun rechtspositieregeling te moderniseren en dit op diverse vlakken.
Het gemeentepersoneel en het personeel van het OCMW heeft recht op 33 jaarlijkse vakantiedagen en 14 feestdagen, aangevuld met telkens 1 anciënniteitsdag bij het bereiken van 20 en 25 jaar dienst.
Een uitzondering hierop is het personeel tewerkgesteld in verzorgende, verplegende en dienstverlenende instellingen en diensten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, waarvan de werking gebaseerd is op federale of gewestelijke financiering met bijhorende werkings– en erkenningsregels en het OCMW-personeel dat ingezet wordt voor activiteiten die hoofdzakelijk verricht worden in mededinging met andere marktdeelnemers. Zij hebben recht op 26 jaarlijkse vakantiedagen en 11 feestdagen, aangevuld met telkens 1 anciënniteitsdag bij het bereiken van 20 en 25 jaar dienst. Binnen onze organisatie zijn dit de diensten BKO, Thuiszorg, Gezinszorg en LDC (Lokale DienstenCentra).
De opzet van de invoering van de 26 vakantiedagen en 11 feestdagen was het feit dat de publieke sector concurrentieel nadeel zou hebben t.o.v. de privésector.
Echter zien we dat de privésector in de praktijk voordelen aanbiedt die de openbare sector niet kan aanbieden.
Dit maakt dat het voor lokale besturen zeer moeilijk is om geschikt personeel te vinden. Geschikt personeel is echter noodzakelijk om de publieke zorg goed te laten draaien zodat de burgers niet in de kou komen te staan, in bijzonder wat betreft kinderopvang en thuiszorg.
Een gelijkschakeling van de vakantiedagen heeft ook een positief effect op de interne mobiliteit, waar nu medewerkers van andere diensten, ondanks een grotere affiniteit voor de zorgsector, kiezen voor een job met meer verlofdagen.
Het nieuwe rechtspositiebesluit van 20 januari 2023 biedt de mogelijkheid om deze ongelijkheid volledig, gedeeltelijk of niet weg te werken. Het bestuur krijgt nu namelijk de keuze hoeveel verlof en feestdagen het zal toekennen aan deze medewerkers.
Het vast bureau stelt de raad voor maatschappelijk welzijn dan ook voor deze ongelijkheid weg te werken en een aanpassing van de rechtspositieregeling vast te stellen.
Eind 2023 werd de dienstverlening maaltijden aan huis overgeheveld naar het Zorgbedrijf. Door de algemene vergadering van het Zorgbedrijf werd ook een nieuw reglement goedgekeurd in de algemene vergadering van 29 april 2024. Na evaluatie van dit reglement is gebleken dat de korting op basis van de verhoogde tegemoetkoming niet overeenkomt met de mate van behoeftigheid van de gebruiker. Er worden andere sociale rechten voorgesteld die een betere indicator zijn voor de behoeftigheid van de gebruiker.
Binnen het Zorgbedrijf dienen reglementen echter te worden goedgekeurd door de raad van bestuur en niet door de algemene vergadering. Daarom wordt aan de algemene vergadering van het zorgbedrijf de opheffing van het huidige reglement gevraagd en aan de raad van bestuur van het zorgbedrijf de goedkeuring van het nieuwe reglement.
Het nieuwe reglement werd goedgekeurd in de raad van bestuur van 15 januari 2025 met ingang van 1 april 2025.
Om de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn te informeren over de inhoud van het nieuwe reglement wordt dit aan hen ter kennisname voorgelegd.